Nieuws

Een selectie uit de nieuwsberichten van afgelopen weken:

Belastingdienst moet € 1.294 aan proceskosten vergoeden door ontbrekend verzendbewijs

Op 10 januari 2025 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een geschil tussen een belastingplichtige en de ontvanger van de Belastingdienst. De belastingplichtige heeft een naheffingsaanslag tabaksaccijns van € 4.427 ontvangen. Vervolgens is een aanmaning verstuurd en een dwangbevel uitgevaardigd, waarbij kosten in rekening zijn gebracht. De belastingplichtige betwist deze kosten, omdat hij de oorspronkelijke stukken nooit zou hebben ontvangen. Hoewel de ontvanger het bezwaar gegrond heeft verklaard, kende hij slechts een forfaitaire kostenvergoeding toe van € 538. De rechtsvraag is daarom of de belastingplichtige recht heeft op een hogere, integrale kostenvergoeding.

Standpunt van de belastingplichtige

De belastingplichtige betoogt dat de ontvanger verregaand onzorgvuldig en tegen beter weten in heeft gehandeld. Ten eerste is de naheffingsaanslag niet op de juiste wijze bekendgemaakt. Ten tweede stelt hij nooit een herinnering of aanmaning te hebben ontvangen. Hierdoor ontbreekt volgens de belastingplichtige iedere juridische grondslag voor het dwangbevel. Deze onzorgvuldige handelwijze heeft geleid tot onnodige kosten voor het bezwaar, waardoor hij van mening is recht te hebben op een integrale kostenvergoeding.

Standpunt van de ontvanger

De ontvanger verwerpt het verzoek om integrale kostenvergoeding. Volgens hem is geen sprake van verregaand onzorgvuldig handelen of handelen tegen beter weten in. De ontvanger wijst erop dat naheffingsaanslagen en aanmaningen normaal gesproken rond de dagtekening daarvan worden verzonden. Daarom bestond geen plicht om vooraf te controleren of er een juist verzendbewijs was. Bovendien stelt de ontvanger pas tijdens de bezwaarfase van de belastingplichtige te hebben vernomen dat hij de stukken niet zou hebben ontvangen. Concluderend is de ontvanger van mening dat een forfaitaire vergoeding van € 538 (twee punten van € 269) voldoende is.

Oordeel van de rechtbank 

De rechtbank heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard. Het verzoek om integrale kostenvergoeding is afgewezen omdat alleen het ontbreken van een verzendbewijs niet betekent dat sprake is van verregaand onzorgvuldig handelen. De ontvanger mocht ervan uitgaan dat stukken normaal gesproken rond de dagtekening worden verzonden. Wel heeft de rechtbank de hoogte van de forfaitaire vergoeding aangepast op basis van recente jurisprudentie van de Hoge Raad (juli 2024). Door dit arrest is het bedrag per punt verhoogd van € 269 naar € 647. Voor de twee punten (indiening bezwaar en hoorgesprek) komt de totale vergoeding daarmee op € 1.294. Tot slot moet de ontvanger het griffierecht van € 50 vergoeden en nog eens € 454 aan proceskosten voor de beroepsfase.

Conclusie

Deze uitspraak benadrukt een cruciaal punt voor ondernemers en belastingplichtigen: vraag altijd om het bewijs van verzending wanneer de inspecteur of ontvanger een aanmaning stuurt of dwangbevel oplegt. Recente jurisprudentie bevestigt dat zij de verzending overtuigend moeten kunnen aantonen. Die bewijslast ligt volledig bij hen, wat uw positie sterker maakt dan u wellicht denkt.

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:184, BRE 23/10548 | 10-01-2025

Terug

© CAS Hoorn