Nieuws

Een selectie uit de nieuwsberichten van afgelopen weken:

Snel opgelegde aanslag: hof verlaagt berekende huur bedrijfspand

Een Luxemburgse vennootschap bezit sinds 2003 een bedrijfspand in Nederland. De uiteindelijke belanghebbende (UBO) van deze vennootschap gebruikt het pand voor zijn bedrijfsactiviteiten zonder hiervoor een vergoeding te betalen. Voor belastingjaar 2018 legde de inspecteur, nog vóór het verstrijken van de aangiftetermijn, ambtshalve een aanslag vennootschapsbelasting op. Deze was gebaseerd op een berekende zakelijke huur van € 21.150. Tijdens de procedure werd de WOZ-waarde van het pand verlaagd van € 423.000 naar € 270.000, wat leidde tot discussie over zowel de timing als de hoogte van de aanslag. Hoe oordeelde de rechter?

Standpunt van de vennootschap

De vennootschap maakt principieel bezwaar tegen het tijdstip van opleggen van de aanslag. Volgens de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) had de inspecteur moeten wachten tot na het verstrijken van de reguliere aangiftetermijn en de aanmaningstermijn. Volgens de vennootschap is de door de inspecteur berekende huur buitensporig, omdat het pand grotendeels leegstaat. De eenmanszaak van de UBO gebruikt slechts 10% van het pand. Eerdere huurders zijn zelfs vertrokken vanwege de hoge huurprijzen. Tot slot zou een eventuele huur moeten wegvallen tegen een zakelijke bestuurdersvergoeding, aangezien de gemachtigde onbezoldigd bestuurder is.

Standpunt van de inspecteur

De inspecteur verdedigt zijn handelen met zowel juridische als economische argumenten. Juridisch betoogt hij dat de AWR geen verbod kent op het vroegtijdig opleggen van een ambtshalve aanslag. Dit is wezenlijk anders bij het opleggen van een navorderingsaanslag. Economisch onderbouwt hij de huurberekening van € 21.150  met drie verschillende methoden: een berekening op basis van de WOZ-taxatiekaart, als een percentage van de WOZ-waarde en aan de hand van een analyse van historische huurprijzen. Hij benadrukt dat het volledige pand ter beschikking staat aan de UBO, waarbij hij wijst op de historische huurprijs van € 15.000 uit 2003.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank handhaaft de aanslag grotendeels, waarbij de rechtbank haar oordeel over de zakelijke huur nauwelijks motiveert. Alleen voor wat betreft de immateriële schadevergoeding wegens termijnoverschrijding is het beroep gegrond. De rechtbank kent een proceskostenvergoeding toe van € 759 aan de vennootschap.

Oordeel van het hof

Het hof maakt een duidelijk onderscheid in zijn beoordeling. Over de timing is het hof stellig: geen enkele rechtsregel verbiedt het opleggen van een ambtshalve aanslag voor het verstrijken van de aangiftetermijn. Het later verleende uitstel tot november 2019 verandert hier niets aan. Over de huurberekening is het hof echter kritischer. De inspecteur heeft zijn berekening van € 21.150 onvoldoende onderbouwd. Omdat beide partijen 5% als een redelijk percentage noemen en de WOZ-waarde is verlaagd naar € 270.000, stelt het hof de zakelijke huur vast op € 13.500. Kosten worden niet in mindering gebracht omdat deze niet zijn aangetoond. Het hof veroordeelt de inspecteur in alle proceskosten, in totaal € 4.748.

Conclusie

Deze uitspraak onderstreept het belang van gedegen documentatie bij vastgoedtransacties tussen gelieerde partijen. Zorg voor een vooraf vastgelegde onderbouwing van zakelijke voorwaarden, gebaseerd op objectieve criteria. Een zorgvuldige administratie voorkomt kostbare procedures. Heeft u vragen over vastgoedgebruik door verbonden partijen? Wij adviseren u graag.

Bron: Gerechtshof 's-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLI:NL:GHSHE:2024:2866, 22/01776 | 11-09-2024

Terug

© CAS Hoorn